woensdag 24 juni 2009

FORENZEN




















Toen ik in 1969 naar de NIMETO ging, bleef ik in Veenendaal wonen.
Dat betekende vroeg opstaan, om de zeven kilometer naar station Veenendaal-De Klomp af te leggen en daar op de trein naar Utrecht te stappen.
De school begon om 8:45 uur, zodat ik rond 8 uur op het station moest zijn.
Omdat de leerlingen uit het hele land afkomstig waren, werd er zo geroosterd dat er op maandag vroeg in de middag begonnen werd en vrijdags werden meestal de lessen aan het eind van de ochtend beëindigd.
Het trein traject abonnement kostte ongeveer 45 gulden, waarmee ik de hele maand kon reizen.



















Natuurlijk zat iedereen in de 'Roken" coupé, en de eerste Javaanse Jongen werd in rijstvloei gedraaid en opgestoken.
Al snel zag de coupé helemaal blauw.
Ook toen al waren de treinen tijdens de spits erg vol.
Meestal reisden we met een zgn 'Hondekop', die piepend, krakend en schuddend over de rails ploeterde.
Na ongeveer 25 minuten kwam je aan op station Utrecht Centraal.
Op de kleine stations werden nog geen kranten verkocht, ik kocht mijn dagelijkse exemplaar in Utrecht bij een venter, die op de brug over de Catharijnesingel stond.
Voor een kwartje ontving je het laatste nieuws.
In de tijd dat ik daar kwam werd de Stationsbuurt gesloopt, wat lang voor grote overlast zorgde. Langs Vredenburg en de Rozenstraat de Oudegracht op, om zo via de Asch van Wijkkade en de Weerdsingel Oostzijde, in ongeveer 12 minuten de school aan de Kievitstraat te bereiken.
Nog net tijd voor een kop koffie van Bouma, voordat de eerste les begon.






















We reisden allemaal veel met de trein, ik herinner mij ook de spontaan opkomende 'ingelaste excursies' naar Amsterdam, die zo nu en dan georganiseerd werden.
Een retourtje Utrecht - Amsterdam Centraal kostte ongeveer 4 gulden, de reis nam zo'n 35 minuten in beslag, en voordat je het wist liep je op het Damrak. F
avoriete plaatsen waren de Headshop, toen voorin de Damstraat en natuurlijk het Waterlooplein.
De broer van Peter Walhout woonde in de Warmoesstraat en daar zijn we ook wel eens geweest. Volgens mij hadden de ouders van Majorie een snackbar aan de Oudezijds Achterburgwal, waar we ook wel kwamen.
Een ontdekking in de Headshop tijdens een van die trips was de witte dubbel LP "Daddy Rolling Stone" van Bob Dylan, 2 platen in een dichtgeniet stuk karton, met een fraaie insert van Peter Pontiac, al wisten we toen niet wie dat was.
Eén van de eerste stripwinkels in Amsterdam, "Lambiek" in de Kerkstraat, zorgde voor het benodigde geld.
Ik verkocht daar de (originele) uitgeknipte Tom Poes stroken voor, in mijn ogen toen, belachelijke prijzen.
Ieder boekje met een compleet verhaal bracht tussen de twintig en vijfendertig gulden op.
De lessen op school eindigden tegen half vijf, samen met Marijke Bos (Maarn) en Paul van Huizen (Hilversum), moesten we ons dan haasten om weer op tijd op het station te zijn, waar we rond 5 uur opstapten, om tegen zessen weer thuis te zijn.

(Gerard)

Voor meer stationsfotos: Stationsweb

maandag 8 juni 2009

HET STAGEJAAR

Het derde jaar van onze opleiding werd gevuld met twee stages van ongeveer vijf maanden.
Het grootwinkelbedrijf trok mij niet zo, daarom begon mijn stage op 16 augustus 1971 bij een Reklambureau annex Standbouwbedrijf in Assendelft: SPI, Standbouwprodukties International, en Have en Van Hoorn, Reklame.

De combinatie was prima, want er waren niet altijd beurzen waar gebouwd moest worden, en dan konden er werkzaamheden voor het reclamebureau uitgevoerd worden.
Ik woonde in de Brandaris flat in Zaandam, en werd iedere morgen door een collega met een MG sportwagen opgehaald om gezamenlijk naar Assendelft te rijden.

Vrijwel alle reklameborden werden handmatig met trekpen uitgevoerd.
Met het uitvergroten van een logo was je wel een paar uur bezig, omdat het helemaal met potlood opgezet werd, en daarna ingevuld met plakkaatverf.
Natuurlijk moest het er strak uitzien.
Dat kostte in eerste instantie wat moeite, maar uiteindelijk heb ik daar nauwkeurig leren werken, met oog voor detail en compositie.

In de tijd dat ik er stage liep, van augustus 1971 tot januari 1972 bouwden we stands op alle grote tentoonstellingen in de Amsterdamse RAI en de Utrechtse Jaarbeurs, zoals de Europort, Horecava en de Landbouwbeurs.

Ook gingen we naar Duitsland, Düsseldorf bijvoorbeeld, om stands te bouwen op, onder andere, de Interkama, meestal drie dagen achter elkaar met weinig slaap.

Dagen van achttien uur waren geen uitzondering, maar omdat we een hecht team hadden was dat geen probleem.

De timmerman, Jan van Gerven had meestal de leiding, de broers Groot deden niet voor hem onder en ik liep daar dus bij.

Al snel werd mijn specialiteit het beletteren van wandpanelen, met de plastic letters van de firma Bosman.

Het was een hele toer om mooi met de tekst uit te komen en een strakke vlakverdeling op te zetten, maar ik had daar plezier in, en mijn stagebegeleider Aris Goed wist het enthousiasme te stimuleren.

Dat ik er bedreven in werd bleek wel omdat ik op het laatste moment door andere standhouders gevraagd werd om nog even snel iets op de wand te zetten.

Het gebeurde wel dat de openingsceremonie al aan de gang was, terwijl ik letterlijk de puntjes op de i aan het zetten was.
Veel van de stands werden in een soort systeembouw uitgevoerd, met staanders en panelen, zodat veel in Assendelft voorgewerkt kon worden.
De stands stonden snel, soms huurden we wat schilders in om de panelen ter plekke te schilderen, of we deden dat zelf.

Decorum leverde het meubilair, en binnen een paar uur stond er een presentabele ruimte.
Een voordeel was ook dat er veel, weinig gebruikt materiaal voor weinig geld overgenomen kon worden.

Zo herinner ik mij dat we de hele flat van Bart en Birgitt Ariëns in de Bijlmer konden voorzien van groene, onverslijtbare Heugafelt tegels, en een extra kamerafscheiding door systeempanelen in elkaar te zetten.

De laatste weken mocht ik mee naar de derde poot van het bedrijf: Dridim, gevestigd in een boerderij in Dirkshorn, waar maquettes gebouwd werden. Dick Koch was de ontwerper.
Ook heel leuk om te doen.

Van deze tijd herinner mij vooral de kameraadschap en inzet van het team en natuurlijk de ruime betaling.
Voor mij een gouden tijd.

De tweede stage heb ik bij V&D aan de Aalmarkt in Leiden gedaan (vanaf tweede week januari 1972). De chef-etaleur was de heer G. Uythoven.
De eerste opdracht was het bouwen en inrichten van een budgetflat op een van de verdiepingen.
Met mijn standbouw ervaring was dat een fluitje van een cent.
In twee weken stond hij er.
Daarna veel etalagewerkzaamheden en schotten bespannen.
Het grotere werk, zoals een nieuwe opzet voor de meubelafdeling maken vond ik een stuk leuker en ging mij ook beter af.
Zo hebben we een shop-in-shop gemaakt op de kinderafdeling met een soort zelfgemaakte Meccano, zelf gezaagd en van gaten voorzien.
Voor de rest is mij er niet zoveel van bijgebleven.
Ik deed ook wat voor de Witte Kiosk, een alternatieve platenwinkel in Leiden, daardoor kwam voor het eerst in aanraking met platen groothandel Bertus, toen voornamelijk aktief in het alternatieve muziekcircuit.
Daar kocht ik de Trade Mark of Quality LP's in, die in de Wereldwinkel in Veenendaal verkocht werden.
Ook importeerde ik alternatieve EP's uit Engeland, die gretig aftrek vonden in Leiden.

Klasgenoten liepen stage bij de Bijenkorf, wat volgens school de beste plaats was waar je kon werken, maar ook een gerenommeerd reclamebureau als Moussault aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam nam stagiaires van de Nimeto aan.

Om een of andere reden werd ik op 12 juni geschorst, vanwege een meningsverschil met Uythoven. Uiteindelijk werd de schorsing weer opgeheven op 30 juni, ging ik toch over, en kon zo het vierde jaar in.

Als een van de weinigen heb ik een gedeeltelijke derde stage doorlopen.
Na het behalen van het diploma kon ik, via de Nimeto, een buitenlandse stage doen.
Meneer Stam was mijn contact en ik kwam terecht in een plaats in het graafschap Somerset in Engeland.
In het grootwinkelbedrijf Debenhams (een soort V&D) voorheen W & A Chapman, aan de North Street in Taunton werd ik decorateur.
Ik woonde in de boerderij van Ann en Michael Page, in een buurtschap van een paar huizen aan een zandpad: Fordgate, een paar mijl van de plaats Bridgwater, dat ligt ten zuiden van Bristol.
In de buurt werd op grote schaal Rough Cider, de zogenaamde "Scrumpy" gebrouwen, een troebele appeldrank met 8 procent alcohol, en zo zuur als maar kan, als je volhoud ga je het wel lekker vinden.
In de herfst werd er een half schaap gebracht door een lokale slager, in de keuken werd het vlees verder verwerkt en in handzame porties in de vriezer gelegd, om zo de winter door te komen.
Ook was er een kas, waar 's zondags in gewerkt werd.
Iedere dag 20 mijl forenzen naar Taunton, over de A38, meestal met de bus, opstappen in North Petherton, wat eerst een paar mijl lopen was, soms kon ik meerijden in de volkswagen bus van Michael, die ook in Taunton werkte.
Somerset
Tussen de middag eten in een Pub, of het bedrijfsrestaurant, waar ik mijn collega's schokte met het eten van patat met slasaus, omdat ze geen mayonnaise kenden.

Op vrijdagmiddag kregen we ons weekloon in een envelop.

Meestal kreeg ik tussen de 15 en 20 pond, tussen de 120 en 160 gulden toen.
Ik werkte zes dagen in de week, en al vroeg in het najaar bouwden we een zgn "Grotto" in de winkel, een sprookjeskamer waar de Kerstman zat en cadeautjes uitdeelde.
Ook weer veel beletteringen en etalages gemaakt, samen met Trevor en Paul, de twee jonge etaleurs.

Het hoofd van de afdeling was Mr. Crips, samen met Colin "The Signwriter" fanatieke Jehovah's getuigen, wat de hele afdeling toch wel een speciale sfeer gaf.
's Morgens werden de taken verdeeld, en wat mij altijd bijgebleven is is de kreet "chop, chop", om aan te geven dat we vlug aan het werk konden.
Prijskaarten maakte ik met een soort koperdiepdruk pers met goudfolie.
Colin was een begaafd ambachtsman, die met penseel en plakkaatverf fraaie prijskaarten schilderde. Ook stond er een kleine Gestetner drukpers, die eigenlijk niet gebruikt werd, daar drukte ik bonnen en folders op, die ik zelf met wrijfletters in elkaar zette.
In de grote prijskrant met de kerstaanbiedingen stond een grote fout, met de hele afdeling hebben we dat met viltstift zitten corrigeren.
Gewoon strepen en schrijven, zo ging dat toen.
We hadden overal tijd voor lijkt het wel.
In november begon de oliecrisis, in Engeland waren er geen autovrije zondagen, maar stelden ze zgn 'Powercuts' in.
Dat betekende dat de ene dag de ene helft van de straat geen elektriciteit had, en de volgende dag de andere kant.
De winkel werd verlicht met olielampen als er zo'n powercut was, en wij werden ingezet bij de beveiliging van de winkel.
Met een zaklamp door de winkel patrouilleren, een hele belevenis.
De etalages waren toch donker.
Door de wintertijd werd het 's middags om een uur of drie al donker, op den duur heerste er een echte crisissfeer in de stad en omdat er geen zicht was dat het allemaal snel over zou zijn ben ik eind december teruggegaan naar Nederland.

Mochten jullie verhalen hebben over je stagetijd, wil je deze dan sturen?